Bij ieder aankomend overlijden dient u uzelf de vraag te stellen of de patiënt een potentiële donor is. De medische geschiktheid tot doneren hangt af van een aantal belangrijke criteria:
Bij twijfel over medische geschiktheid van de donor overlegt u met de Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS). In het geval van orgaandonatie verbinden zij u door met de dienstdoende orgaandonatiecoördinator.
Zie ook het Modelprotocol van de Nederlandse Transplantatie Stichting:
Bij onderstaande situaties is orgaandonatie in principe uitgesloten.
Let op: dit zijn relatieve contra-indicaties.
U moet als arts het Donorregister raadplegen als de patiënt geschikt lijkt te zijn als donor. In het Donorregister staat wat de keuze is van de patiënt. U mag het register raadplegen als het overlijden onafwendbaar is
Een verpleegkundige mag het Donorregister ook raadplegen met zijn/haar eigen BIG-nummer.
De uitkomst van het register moet u kenbaar maken aan de naasten.
Doorloop ook onderstaande geacrediteerde e-module om vaardig te worden in het Donatiegesprek met naasten:
Het komt regelmatig voor dat een patiënt komt te overlijden waarbij er een niet-natuurlijk overlijden wordt afgegeven. In het geval van donatie moet er toestemming worden gevraagd aan de forensisch arts of Officier van Justitie. Deze zullen in veel gevallen toestemming geven tot weefsel- en/of orgaandonatie. Deze toestemmingsprocedure wordt in geval van orgaandonatie (met of zonder weefseldonatie) uitgevoerd door de orgaandonatiecoördinator. Deze toestemming moet er zijn voordat de procedure wordt gestart. De FARR vult het A en B formulier in, maar de betreffende arts van het ziekhuis die de schouw verricht, behoort het donatieformulier in te vullen.
In geval van enkel weefseldonatie is het aan de arts om dit overleg te plegen met de Officier van Justitie via de geldende kanalen binnen het ziekenhuis waarin u werkzaam bent.
In Nederland kennen we 2 vormen van postmortale orgaandonatie:
Daarbij kennen we ook de weefseldonatie.
Zie de download in de volgende link voor het volledige protocol. Het protocol beschrijft alle fases van transplantatie, van herkenning, gesprek met familie, donorbehandeling en uitname.
De DCD-procedure start als er is besloten om de levensondersteunende behandeling van een patiënt te beëindigen en als de hersendood niet kan worden vastgesteld.
Het is van belang dat er, zodra de infauste prognose is uitgesproken, direct wordt overlegd met de orgaandonatiecoördinator om de medische geschiktheid van de donor vast te stellen. De voorbereidende onderzoeken om tot een geslaagde donatie te komen vergen meerdere uren. Hierdoor wordt het daadwerkelijke starten van het abstinerend beleid met meerdere uren uitgesteld.
Het gaat bij DCD specifiek om een situatie waarin – op grond van een zorgvuldige prognose – de dood van de patiënt verwacht wordt en het moment van overlijden binnen bepaalde tijdsgrenzen kan worden voorzien. Uiteindelijke donatie kan plaatsvinden indien de patient binnen ca. 2 uur overlijdt. Neem contact op met een orgaandonatiecoördinator voor overleg.
Zie hiervoor de volgende pagina “Hersendood”